De leerlingen worden bij de entree van de Hortus welkom geheten. Vervolgens gaan we in kleine groepjes (4/5 leerlingen per groepje) met een Hortusdocent op pad door de tuin en kassen. We gaan op zoek naar bodemdiertjes (o.a. pissebed, oorworm, duizendpoot, regenworm), naar vliegende insecten (o.a. vlinders, libellen, zweefvliegen, kevers), naar zwemmende beestjes (o.a. kikkervisjes, libellenlarven, schaatsenrijders, bootsmannetjes), naar tropische vlinders, rupsen en poppen in onze vlinderkas en naar bijen bij onze bijenstal. De kinderen gaan vooral veel zelf kijken, vangen en onderzoeken. Tussendoor zijn er speelse opdrachtjes voor de afwisseling.
Mocht het regenen, dan is het ideaal weer om regenwormen en pissebedden te zien. We proberen dan ook te ontdekken waar vliegende insecten zich schuil houden. Regent het te hard? Dan zetten we onze zoektocht voort in de kassen, want ook daar kruipt en kriebelt van alles.